...
Melanie en ik stonden op een hoek van een straat. Te babbelen en te verkleumen.
Maar vooral te babbelen.
Over stoerheid. Stoerheid is écht een interessant fenomeen.
(Hier bleef Melanie even hangen: wat is de zelfstandige vorm van stoer: stoerheid? stoerte? Stoerte klinkt wel nog stoerder dan stoerheid...)
‘Doen’ mensen stoer of ‘zijn’ ze stoer? Stoerte is misschien gewoon een aanpassing aan bepaalde omstandigheden.
Stoer en lief sluiten elkaar niet wederzijds uit. Zeggen dat iemand niet lief is omdat hij/zij stoer is zou zo'n redeneerfout zijn waarvan we ons de naam niet meer kunnen herinneren (aiaiai, sorry Braeckie).
Melanie opperde: als we nu aan iemand die écht stoer is gewoon het antwoord zouden vrágen.
Gewoon zo:
'Hé! We vroegen ons af: bén jij stoer, of dóe je stoer?'
Het risico is wel dat we klop krijgen. Stoere mensen delen nogal vlug klappen uit.
Mmm.
We overliepen even de kenmerken.
Iemand die altijd zijn/haar schouders ophaalt als je iets enthousiast vertelt
Iemand die alleen bier drinkt, zelfs bij het eten
Iemand die wil dat er voor hem gekookt wordt (enkel toepasbaar op exemplaren van het mannelijke geslacht)
Iemand met een leren vest
Iemand die enkel Herman Brusselmans of Jef Geeraerts leest
Iemand die af en toe vuilbakken gaat omshotten met zijn/haar maten
Wie is stoer en zou ons geen klappen geven?
We overliepen enkele bekenden en minder bekenden.
Wie?
Op dat moment fietste Rugzakske voorbij. Rugzakske is stoer.
Wij: ‘Hei Rugzakske! Ben jij stoer, of doe jij stoer?’
Rugzakske maakte bruusk rechtsomkeer en stopte met piepende remmen voor onze neus, vroeg ‘Wat denk je?’, slingerde zijn rugzakske over de ene, dan over de andere schouder en fietste weer weg.
Nog een kenmerk van stoere mensen: vragen met vragen beantwoorden.